Ons lichaam gebruikt verschillende energiesystemen om te kunnen bewegen. Afhankelijk van de intensiteit van de beweging, bepaald ons lichaam wat voor brandstof hij moet gebruiken. Wanneer je een activiteit uitvoert op een hoge hartslag, gebruikt het dus een ander energiesysteem dan wanneer je beweegt op een lage hartslag. In dit artikel bespreken we de verschillende energiesystemen en wat we hiermee kunnen.
Anaërobe a-lactisch
Dit energiesysteem wordt gebruikt wanneer er een zeer intensieve inspanning wordt geleverd, maar maximaal 1 tot 45 seconden.
Het lichaam maakt op dit moment gebruik van ATP+CrP+Glycogeen als brandstof. Tijdens dit proces komt er melkzuur vrij, maar doordat de inspanning kort is, zal het niet zorgen voor de welbekende verzuring in de spieren. Het melkzuur kan nog worden afgevoerd.
Anaërobe lactisch
Dit energiesysteem zal worden aangesproken op het moment dat er zeer intensieve inspanning wordt geleverd voor een langere periode, namelijk 45 sec tot ongeveer 8 minuten. Het lichaam maakt op dit moment ook gebruik van ATP+CrP+Glycogeen als brandstof, maar maakt hierbij zoveel melkzuur aan dat dit niet meer geneutraliseerd kan worden. Dit melkzuur hoopt zich op tot een bepaalde waarde, waarna je de activiteit niet meer op dezelfde intensiteit kan volhouden.
Aërobe
Het aërobe energiesysteem is het meest gebruikte energiesysteem van ons lichaam. Het verbruikt op dit moment vooral vetten als brandstof en het lichaam heeft voldoende zuurstof tot zijn beschikking om dit voor een langere periode vol te houden. De inspanning kan dan ook niet heel hoog zijn, omdat je anders zal verzuren. Het aërobe systeem is echt het basis systeem, het fundament van conditie training. Door een betere aërobe conditie, zal je meer trainingsvolume aankunnen en makkelijker herstellen van inspanning.
Anaërobe drempel
De anaërobe drempel is het omslagpunt van aërobe naar anaërobe. Wanneer je onder je omslagpunt aan het trainen bent, train je dus je aërobe energiesysteem en erboven train je je anaërobe energiesysteem. Hoe getrainder jij bent, hoe hoger je omslagpunt zal liggen.
Een formule om je omslagpunt te berekenen is 180 – je leeftijd = je anaérobe drempel. Dit is uiteraard maar een gemiddelde, maar het geeft in iedergeval een indicatie. Hoe meer je traint op hartslag, hoe beter je kan inschatten waar jouw drempel ligt.
Wat kunnen we ermee?
We hebben dus verschillende energiesystemen, wanneer jij jouw “conditie” wil trainen, wil je dus eigenlijk gewoon effectiever kunnen zijn in een bepaald energiesysteem. Het is belangrijk om te bepalen wel energiesysteem jij gebruikt voor jouw sport, zodat je deze heel doelgericht kan gaan trainen. Uiteindelijk wil je ze allemaal trainen, maar zoals je je misschien wel kan voorstellen is het anaërobe systeem het meest belastend voor je lichaam. Daarom hanteren we over het algemeen een verdeling aan van 80/20, namelijk 80% van jouw trainingsvolume zal in het aërobe systeem moeten plaatsvinden en 20% in het anaërobe systeem. Dit is niet altijd mogelijk, afhankelijk van de sport die jij doet, maar als jij met jouw sport al erg veel in het anaërobe systeem traint, dan wil je dit meestal compenseren door daarnaast het aërobe systeem te trainen.
Bron:
Kloosterboer, T., & Gemser, H. (2010). Elementaire Trainingsleer en Trainingsmethoden (5e druk).
Houtman, I., Schlatmann, H., & Van Der Poel, G. (2016). Fysiologie voor de sportpraktijk (5e herziene druk). https://doi.org/10.1007/978-90-368-1308-2